Begroting2017

Naar portaal
Financiering

De paragraaf financiering beschrijft de leningen en de actuele ontwikkelingen op het financieringsgebied.

Inleiding

De paragraaf financiering beschrijft de leningen en de actuele ontwikkelingen op het financieringsgebied.

Financiering (treasury) is de wijze waarop de gemeente benodigde geldmiddelen aantrekt en overtollige geldmiddelen uitzet. Het aantrekken van geldmiddelen - hetzij kort hetzij langdurig - hangt af van de (geprognosticeerde) liquiditeitspositie en de (verwachte) renteontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt.
Het treasurybeheer is gericht op het minimaliseren van de gemeentelijke rentelasten op de korte en lange termijn en op de beheersing van rente- en financieringsrisico's.

Wettelijk kader

Het gemeentelijke financieringsbeleid is er op gericht om:

  • Te voorzien in de financieringsbehoefte op korten en lange termijn;
  • Het beheersen van de risico’s die met deze transacties verbonden zijn;
  • Het zoveel mogelijk beperken van de rentekosten van de leningen;
  • Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële consequenties.

De uitvoering van het financieringsbeleid vindt plaats binnen de kaders zoals gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Om vooral de financieringsrisico’s te beperken is in de Wet fido een tweetal instrumenten opgenomen, te weten de rente risiconorm en de kasgeldlimiet.

Kaderstellende documenten

Risicobeheer

De Wet fido besteedt expliciet aandacht van het (financieel) risicobeheer. Risicobeheer in dit verband heeft betrekking op activiteiten gericht op het voorkomen en beheersen van (financiële) risico’s. Tot het risicobeheer worden onder andere gerekend het renterisico en het kredietrisico. In deze paragraaf wordt hierop verder ingegaan.

Kredietrisico

In deze tabel worden de geldnemers weergegeven, waarbij de risicogroepen naar oplopend risico zijn opgenomen. Uit de tabel blijkt dat het kredietrisico 73% van de verstrekte gelden bedraagt. Dit zijn de niet aan (semi)overheden verstrekte geldleningen zonder achtervang (risicogroepen 5 en 7). Bij het onderdeel hypotheken (nummer 5) is als zekerheid het recht van eerste hypotheek gevestigd, zodat ook hier het risico maar beperkt is.

Kredietrisico op verstrekte gelden (x € 1 mln.)

Per 1-1-2017

Risicogroep

Restant schuld

%

1. Gemeenten/provincies

-

-

2. Overheidsbanken

-

-

3. Woningcorporaties met garantie WSW

1,5

28

4. Semi overheidsinstellingen

-

-

5. Overige (hypotheken)

1,9

37

6. Financiële instellingen (A en hoger)

-

-

7. Toegestane instellingen volgens financieringsstatuut

1,9

36

8. Niet toegestane instellingen volgens financieringsstatuut

Gegarandeerde geldleningen

Naast kredietrisico op verstrekte gelden loopt de gemeente ook risico op gegarandeerde geldleningen. De gemeente heeft per 1 januari 2017 voor € 114 miljoen aan garanties uitstaan.
Van de totaal uitstaande garanties is er voor € 108 miljoen sprake van achtervang bij het waarborgfonds voor Sociale Woningbouw. Voor de uitstaande garanties die betrekking hebben op sport en zorg bestaan ook waarborgfondsen. Deze fondsen staan voor 50% garant en de gemeente voor de andere 50%, te weten € 1,5 miljoen. Als extra zekerheid bij deze garantstelling is er een recht van 1e hypotheek gevestigd of komen de eigendommen door natrekking in bezit van de gemeente.
Als laatste staat de gemeente samen met het Rijk, ieder voor 50%, garant voor geldleningen (ca. € 4 miljoen) voor particuliere woningen, die voor de komst van de Nationale Hypotheekgarantie zijn aangegaan. De bank heeft hier het recht van eerste hypotheek. Bij een eventuele restschuld wordt de gemeente aangesproken.
Het risico op gegarandeerde geldleningen is opgenomen in het risicoprofiel van de gemeente.

Renterisiconorm en renterisico's vaste schuld

Renterisiconorm financiering lang

De wettelijke renterisiconorm ziet erop toe dat gemeenten in elk jaar slechts een deel van hun leningenportefeuille hoeven te herfinancieren. Door deze norm zijn gemeenten minder afhankelijk van renteschommelingen en wordt het renterisico over de jaren gespreid. De renterisiconorm bedraagt 20% van het begrotingstotaal, dus meer dan € 17 mln. Het feitelijke renterisico (nummer drie in onderstaande tabel) wordt afgezet tegen de renterisiconorm (nummer vier in de tabel).

Zoals blijkt uit de hierna volgende tabel (op de volgende pagina), wordt de norm voor de jaren 2017-2020 niet overschreden.

Renterisico vaste schuld

bedragen x € 1.000

2017

2018

2019

2020

(1) renteherziening op vaste schuld

-

-

-

(2) betaalde aflossingen

4.740

5.742

13.743

12.245

(3) renterisico vaste schuld

4.740

5.742

13.743

12.245

Renterisiconorm

(4a) omvang begroting per 1 januari

90.160

89.280

89.223

89.100

(4b) normpercentage

20%

20%

20%

20%

(4) renterisiconorm (4a x 4b/100)

18.032

17.856

17.845

17.820

Toets renterisiconorm

(5a) ruimte onder renterisiconorm (4>3)

13.292

12.114

4.102

5.575

(5b) overschrijding renterisiconorm (3<4)

-

-

-

-

Mutaties leningenportefeuille

Dit overzicht geeft inzicht in de samenstelling, de grootte en de rentegevoeligheid van de opgenomen geldleningen.

Mutaties in leningenportefeuille

bedrag x € 1.000

gem. rente %

Stand per 1 januari 2017

59.273

2,31

Nieuwe leningen

10.000

2,00

Reguliere aflossingen

4.740

Vervroegde aflossingen

Renteaanpassing (oud %)

Renteaanpassing (nieuw %)

Jaarlijks wordt er bekeken welke geldleningen in aanmerking komen voor renteaanpassing. Aan de hand van de dan geldende kapitaalmarktrente wordt hierover een besluit genomen. In begrotingsjaar 2017 komen er geen leningen voor renteaanpassing in aanmerking.

De gemeente is zeer terughoudend bij het verstrekken van leningen en garanties aan derden. Optreden als bankier is immers geen primaire taak van de gemeente. De gemeente treedt alleen op als "lender of last resort", dat wil zeggen alleen als er geen alternatieven meer zijn. Een derde moet daarbij kunnen aantonen dat zelfstandig, dat wil zeggen zonder tussenkomst van de gemeente, geen financiering kan worden verkregen. Bovendien moet er een maatschappelijk belang bij de lening zijn.

Onderstaande tabel geeft het overzicht van de verstrekte leningen aan derden in verband met een projectfinanciering.

Bedragen x € 1.000

Omschrijving

Restant per 31/12/2017

Restant per 1/1/2017

Maasdelta

1.433

1.473

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet is in de Wet fido opgenomen om de directe gevolgen van een snelle rentestijging te beperken. De kasgeldlimiet bepaalt dat gemeenten hun financieringsbehoefte voor slechts een beperkt bedrag met kort geld (looptijd < 1 jaar) mogen financieren. De norm is in de wet gesteld op 8,5% van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. Voor Maassluis bedraagt de limiet in 2017 € 7,5 mln.

Er wordt getracht de kasgeldlimiet optimaal te benutten vanuit de gedachte dat rente van kortlopend geld (bijvoorbeeld daggeld en kasgeld) vrijwel altijd lager is dan van langlopende leningen.

Voor 2010 prognosticeren wij de volgende ruimte onder de kasgeldlimiet:

Bedragen x € 1.000

eerste kwartaal

tweede kwartaal

derde kwartaal

vierde kwartaal

Omvang begroting per 1 januari 2017

90.160

89.280

89.223

89.100

1 Toegestane kasgeldlimiet

In procenten van de grondslag

8,5

8,5

8,5

8,5

In bedragen

7.664

7.589

7.584

7.573

2 Omvang vlottende schuld

Opgenomen gelden < 1 jaar

Schuld in rekening-courant (contract BNG)

7.500

7.500

7.500

7.500

Gestorte gelden door derden < 1jaar

Overige geldleningen (geen vaste schuld)

Totaal

7.500

7.500

7.500

7.500

3 Vlottende middelen

Contante gelden in kas

15

15

15

15

Tegoeden in rekening-courant

Overige uitstaande gelden < 1 jaar

Totaal

15

15

15

15

Toets kasgeldlimiet

Toegestane kasgeldlimiet (1)

7.664

7.589

7.584

7.573

4 Totaal netto vlottende schuld (2-3)

7.485

7.485

7.485

7.485

Rente en rentevisie

Rentevisie

Onze rentevisie is gebaseerd op de meest actuele ontwikkelingen op geld- en kapitaalmarkt. Wij maken daarbij onder andere gebruik van de renteprognose en berichtgeving van de Bank Nederlandse Gemeenten. De afgelopen twee jaar heeft zich gekenmerkt zich door een kapitaalmarkt met voortdurend aanhoudende lage quotes. De matige mondiale economische ontwikkelingen, gekoppeld aan onzekere tijden binnen de Eurozone hebben ertoe geleid dat de rente een historisch laag niveau heeft bereikt en al lange tijd aanhoudt. Nu de economie mondiaal wat aantrekt, kan dit betekenen dat de rente op de kapitaalmarkt weer voorzichtig zal stijgen. Wij houden rekening met een externe financiering bij langlopende leningen van 2% en de kapitaalmarkt (afhankelijk van de gewenste looptijd van een lening) beweegt zich daar nu nog onder. Een lichte groei van de kapitaalmarktrente kan bij het aantrekken van nieuwe leningen daardoor worden opgevangen binnen het geraamde rentebudget. Een stijging van de lange rente heeft geen effect op de bestaande contracten, omdat de rente hier contractueel is vastgelegd en niet zullen wijzigen.
Voor de korte rente wordt een lager percentage gehanteerd. Indien de korte rente stijgt of daalt, heeft dit onmiddellijk effect op het renteresultaat.

Kengetallen

(bedragen x € 1,- mln.)

Bron

Realisatie

Streefwaarden

Indicatoren

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Rente risiconorm

Wet fido

18,7

18,3

18,0

17,9

17,8

17,8

Kasgeldlimiet

Wet fido

7,9

7,8

7,7

7,6

7,6

7,6

Schatkist bankieren drempel

Wet fido

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

Kredietwaardigheid financiële instellingen uitgezette middelen

Finan-cierings-statuut

Geen gelden uitgezet

Triple A

Triple A

Triple A

Triple A

Triple A

Omslagrente (interne financiering)

Vanaf 2017 is er een andere wijze van berekening van de hoogte van de omslagrente en de presentatie van het renteresultaat. Nieuw in de berekening is dat alle externe rentebaten van de gemeente meetellen voor de hoogte van de renteomslag. Deze externe rentebaten zijn reeds in de begroting op de verschillende programma’s verwerkt en leiden niet tot een resultaat. De toegerekende rente over het eigen- en vreemd vermogen is verwerkt in de begroting.

Kortlopende interne financiering (korter dan 1 jaar)

Alle bankrekeningen van de gemeente worden centraal beheerd. De Treasury voorziet in de financieringsbehoefte van de gemeente, die ontstaat uit het saldo op de bankrekeningen van de lopende uitgaven en inkomsten (exploitatie en investeringen).

Langlopende interne financiering (langer dan 1 jaar)

Voor de interne toerekening van de rentekosten over investeringen hanteert de gemeente het omslagsysteem. Dit houdt in dat over (bijna) alle investeringen een gemiddelde rente wordt gerekend, de zogeheten omslagrente. Deze omslagrente wordt aan het begin van elk jaar vastgesteld. Voor het begrotingsjaar 2017 is de omslagrente bepaald op 2,0%. De portefeuillerente van de opgenomen langlopende leningen komt uit per 31 december 2017 op 2,2 %.

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de berekening van de omslagrente en het renteresultaat.

Rentecomponent

(bedragen x € 1.000)

a

de externe rentelasten over de korte en langlopende financiering

1.375

b

de externe rentebaten

saldo rentelasten en rentebaten

1.375

c1

rente doorberekening Grondexploitaties

-304

c2

rente projectfinanciering

51

c3

rentebaat verstrekte leningen (=projectfinanciering)

-51

aan taakvelden toe te rekenen externe rente

-304

d1

rente eigen eigen vermogen

584

d2

rente voorzieningen

151

totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

1.806

e

de aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag 2%)

-2.251

f

Renteresultaat op het taakveld Treasury

-445

Berekening omslagrente

vaste activa

117.246

grondexploitaties

-15.197

projectfinanciering

-1.473

saldo

100.576

Omslagrente: (aan taakvelden toe te rekenen / saldo activa taakvelden)

2,00%

Vaste activa versus eigen en vreemd vermogen

De boekwaarde van de vaste activa per 1 januari 2017 wordt geraamd op (maximaal) ruim € 117,- mln. In de financiering daarvan wordt voorzien door middel van vreemd vermogen (ca. € 60,- mln.), eigen vermogen (ca. € 30,- mln.) en de voorzieningen (ca. € 8,- mln.).
Het vreemd vermogen bestaat voor ca. € 60,- mln. uit reeds aangegegane vaste geldleningen en voor € 10,- mln. aan nog aan te trekken vaste geldleningen (= financieringsbehoefte).
Omdat de praktijk leert dat er een bepaalde mate van onderuitputting op de geraamde investeringen ontstaat, zal de boekwaarde van de vaste activa lager zijn dan € 117,- mln. waardoor de behoefte aan nieuwe vaste geldleningen op een later tijdstip optreedt. Voor de berekening van de omslagrente gaan wij uit van de maximale boekwaarde, omdat er wel sprake is van een structurele last.
Onze tijdelijke financieringsbehoefte wordt opgevangen met kortlopende financieringmiddelen, binnen de kasgeldlimiet.

Externe rentelasten

Medio 2016 bedroeg de omvang van de leningportefeuille bijna € 60,- mln. Op basis van de geprognosticeerde boekwaarde van de vaste activa (indien per ultimo 2016 alle kredieten volledig zijn benut) bedraagt de financieringsbehoefte per 1 januari 2017 € 10,- mln. Bij een maximale financiering zullen de externe rentelasten afgerond € 1,4 mln. bedragen (2,2%).
Omdat de maximale boekwaarde van de vaste activa nooit wordt gerealiseerd, zal de financieringsbehoefte naar verwachting maximaal € 10,- mln. bedragen. Wanneer een investering later wordt gerealiseerd dan de planning, ontstaat in principe een éénmalig voordeel. Omdat sprake is van een repeterend patroon kan dit jaarlijkse éénmalige voordeel als structureel worden beschouwd. De raming van de kapitaallasten is zodanig opgebouwd dat er een structureel voordeel van ca. € 1 ton ontstaat.

Voor nieuw aan te trekken vaste geldleningen gaan we uit van het omslagpercentage indien de verwachte marktrente lager is dan de omslagrente en van de verwachte marktrente indien deze hoger is dan de omslagrente. Wanneer een nieuwe vaste geldlening is aangetrokken, is dat van invloed op de omslagrente voor het volgende jaar.
Afhankelijk van het type geldlening (fixe, gelijk of annuïtair) en looptijd (> 1 tot < 25 jaar) zal de rente lager of hoger zijn dan de omslagrente. Een verwacht rentevoordeel op een nieuw aan te trekken vaste geldlening, zijnde het verschil tussen gecalculeerde marktrente en omslagrente, wordt in het eerste jaar als éénmalig voordeel meegenomen. Gelet op de huidige marktrente en de reële financieringsbehoefte is het verantwoord om voor 2017 een rentevoordeel van € 1 ton in te boeken in verband met een lagere marktrente voor korte financiering.

Rente grondexploitatie

Met ingang van 1 januari 2016 moet de rentetoerekening aan de grondexploitaties op een specifieke wijze worden berekend. Voor het rentepercentage over het vreemde vermogen geldt het gewogen gemiddelde en over het eigen vermogen mag geen rente worden toegerekend.
Omdat het gewogen gemiddelde rentepercentage over het vreemde vermogen 2,2% bedraagt en de verhouding vreemd vermogen : totaal vermogen 76,4%, bedraagt het toe te rekenen percentage:
2,2% x 0,764 = 1,68%. Dit percentage mag maximaal 0,5% afwijken en wordt in Maassluis afgerond op 2%. Voor 2015 gold een percentage van 3,75%. Dit lagere percentage leidt tot een nadelig resultaat op de exploitatie.

Rente eigen vermogen

Voor de berekening van de omslagrente die aan de taakvelden wordt toegerekend, kan de gemeente ervoor kiezen de rente over het eigen vermogen en de voorzieningen (de bespaarde rente) wel of niet mee te nemen. De commissie BBV adviseert om de bespaarde rente niet mee te nemen. Omdat het advies van de commissie BBV een substantieel nadelig effect heeft, nemen wij de rente over het eigen vermogen en de voorzieningen wel mee.

Dit nadeel kan als volgt worden toegelicht:
De bespaarde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen bedraagt in totaal € 735.488,-. De lasten en baten worden per saldo budgetneutraal geboekt en er ontstaat hierdoor geen geldstroom. Wanneer in het renteschema de bespaarde rente echter niet zou worden meegenomen, daalt de omslagrente van 2% naar 1,06% (€ 1.806.000 - € 735.000 = €1.071.000/100.576.000).

Dit percentage dient dan ook te worden toegepast op de boekwaarde van de investeringen voor kosten-dekkende tarieven (ca. € 34,- mln.). In dat geval wordt er 0,94% minder aan deze investeringen toegerekend. Voor de exploitatie zou dan een nadeel ontstaan van ca. € 3 ton.

Inmiddels heeft de commissie BBV aangegeven dat de bespaarde rente - naar analogie van de toerekening van de kosten van overhead - ook extra comptabel aan de kostendekkende tarieven mag worden toegerekend, om hierboven aangegeven nadeel te compenseren. Wij zullen hiermee in de programmabegroting 2018 rekening mee houden.

Omslagrente

De totaal aan de taakvelden toegerekende rente bedraagt afgerond € 2,25 miljoen. De boekwaarde van de vaste activa dient te worden verminderd met de boekwaarde van de grondexploitaties en de specifiek verstrekte geldleningen. De rentelasten, uitgedrukt in een percentage van de gecorrigeerde boekwaarde bedraagt 1,8% en wordt afgerond op 2%.