De paragraaf financiering beschrijft de leningen en de actuele ontwikkelingen op het financieringsgebied.
Inleiding
De paragraaf financiering beschrijft de leningen en de actuele ontwikkelingen op het financieringsgebied.
Financiering (treasury) is de wijze waarop de gemeente benodigde geldmiddelen aantrekt en overtollige geldmiddelen uitzet. Het aantrekken van geldmiddelen - hetzij kort hetzij langdurig - hangt af van de (geprognosticeerde) liquiditeitspositie en de (verwachte) renteontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt.
Het treasurybeheer is gericht op het minimaliseren van de gemeentelijke rentelasten op de korte en lange termijn en op de beheersing van rente- en financieringsrisico's.
Wettelijk kader
Het gemeentelijke financieringsbeleid is er op gericht om:
- Te voorzien in de financieringsbehoefte op korten en lange termijn;
- Het beheersen van de risico’s die met deze transacties verbonden zijn;
- Het zoveel mogelijk beperken van de rentekosten van de leningen;
- Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële consequenties.
De uitvoering van het financieringsbeleid vindt plaats binnen de kaders zoals gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Om vooral de financieringsrisico’s te beperken is in de Wet fido een tweetal instrumenten opgenomen, te weten de rente risiconorm en de kasgeldlimiet.
Kaderstellende documenten
Risicobeheer
De Wet fido besteedt expliciet aandacht van het (financieel) risicobeheer. Risicobeheer in dit verband heeft betrekking op activiteiten gericht op het voorkomen en beheersen van (financiële) risico’s. Tot het risicobeheer worden onder andere gerekend het renterisico en het kredietrisico. In deze paragraaf wordt hierop verder ingegaan.
Kredietrisico
In deze tabel worden de geldnemers weergegeven, waarbij de risicogroepen naar oplopend risico zijn opgenomen. Uit de tabel blijkt dat het kredietrisico 73% van de verstrekte gelden bedraagt. Dit zijn de niet aan (semi)overheden verstrekte geldleningen zonder achtervang (risicogroepen 5 en 7). Bij het onderdeel hypotheken (nummer 5) is als zekerheid het recht van eerste hypotheek gevestigd, zodat ook hier het risico maar beperkt is.
Kredietrisico op verstrekte gelden (x € 1 mln.) | ||
Per 1-1-2017 | ||
Risicogroep | Restant schuld | % |
1. Gemeenten/provincies | - | - |
2. Overheidsbanken | - | - |
3. Woningcorporaties met garantie WSW | 1,5 | 28 |
4. Semi overheidsinstellingen | - | - |
5. Overige (hypotheken) | 1,9 | 37 |
6. Financiële instellingen (A en hoger) | - | - |
7. Toegestane instellingen volgens financieringsstatuut | 1,9 | 36 |
8. Niet toegestane instellingen volgens financieringsstatuut | ||
Totaal | 5,3 | 100 |
Gegarandeerde geldleningen
Naast kredietrisico op verstrekte gelden loopt de gemeente ook risico op gegarandeerde geldleningen. De gemeente heeft per 1 januari 2017 voor € 114 miljoen aan garanties uitstaan.
Van de totaal uitstaande garanties is er voor € 108 miljoen sprake van achtervang bij het waarborgfonds voor Sociale Woningbouw. Voor de uitstaande garanties die betrekking hebben op sport en zorg bestaan ook waarborgfondsen. Deze fondsen staan voor 50% garant en de gemeente voor de andere 50%, te weten € 1,5 miljoen. Als extra zekerheid bij deze garantstelling is er een recht van 1e hypotheek gevestigd of komen de eigendommen door natrekking in bezit van de gemeente.
Als laatste staat de gemeente samen met het Rijk, ieder voor 50%, garant voor geldleningen (ca. € 4 miljoen) voor particuliere woningen, die voor de komst van de Nationale Hypotheekgarantie zijn aangegaan. De bank heeft hier het recht van eerste hypotheek. Bij een eventuele restschuld wordt de gemeente aangesproken.
Het risico op gegarandeerde geldleningen is opgenomen in het risicoprofiel van de gemeente.
Renterisiconorm en renterisico's vaste schuld
Renterisiconorm financiering lang
De wettelijke renterisiconorm ziet erop toe dat gemeenten in elk jaar slechts een deel van hun leningenportefeuille hoeven te herfinancieren. Door deze norm zijn gemeenten minder afhankelijk van renteschommelingen en wordt het renterisico over de jaren gespreid. De renterisiconorm bedraagt 20% van het begrotingstotaal, dus meer dan € 17 mln. Het feitelijke renterisico (nummer drie in onderstaande tabel) wordt afgezet tegen de renterisiconorm (nummer vier in de tabel).
Zoals blijkt uit de hierna volgende tabel (op de volgende pagina), wordt de norm voor de jaren 2017-2020 niet overschreden.
Renterisico vaste schuld | bedragen x € 1.000 | |||
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
(1) renteherziening op vaste schuld | - | - | - | |
(2) betaalde aflossingen | 4.740 | 5.742 | 13.743 | 12.245 |
(3) renterisico vaste schuld | 4.740 | 5.742 | 13.743 | 12.245 |
Renterisiconorm | ||||
(4a) omvang begroting per 1 januari | 90.160 | 89.280 | 89.223 | 89.100 |
(4b) normpercentage | 20% | 20% | 20% | 20% |
(4) renterisiconorm (4a x 4b/100) | 18.032 | 17.856 | 17.845 | 17.820 |
Toets renterisiconorm | ||||
(5a) ruimte onder renterisiconorm (4>3) | 13.292 | 12.114 | 4.102 | 5.575 |
(5b) overschrijding renterisiconorm (3<4) | - | - | - | - |
Mutaties leningenportefeuille
Dit overzicht geeft inzicht in de samenstelling, de grootte en de rentegevoeligheid van de opgenomen geldleningen.
Mutaties in leningenportefeuille | ||
bedrag x € 1.000 | gem. rente % | |
Stand per 1 januari 2017 | 59.273 | 2,31 |
Nieuwe leningen | 10.000 | 2,00 |
Reguliere aflossingen | 4.740 | |
Vervroegde aflossingen | ||
Renteaanpassing (oud %) | ||
Renteaanpassing (nieuw %) | ||
Stand per 31 december 2017 | 64.533 | 2,20 |
Jaarlijks wordt er bekeken welke geldleningen in aanmerking komen voor renteaanpassing. Aan de hand van de dan geldende kapitaalmarktrente wordt hierover een besluit genomen. In begrotingsjaar 2017 komen er geen leningen voor renteaanpassing in aanmerking.
De gemeente is zeer terughoudend bij het verstrekken van leningen en garanties aan derden. Optreden als bankier is immers geen primaire taak van de gemeente. De gemeente treedt alleen op als "lender of last resort", dat wil zeggen alleen als er geen alternatieven meer zijn. Een derde moet daarbij kunnen aantonen dat zelfstandig, dat wil zeggen zonder tussenkomst van de gemeente, geen financiering kan worden verkregen. Bovendien moet er een maatschappelijk belang bij de lening zijn.
Onderstaande tabel geeft het overzicht van de verstrekte leningen aan derden in verband met een projectfinanciering.
Bedragen x € 1.000 | ||
Omschrijving | Restant per 31/12/2017 | Restant per 1/1/2017 |
Maasdelta | 1.433 | 1.473 |
Totaal | 1.433 | 1.473 |
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is in de Wet fido opgenomen om de directe gevolgen van een snelle rentestijging te beperken. De kasgeldlimiet bepaalt dat gemeenten hun financieringsbehoefte voor slechts een beperkt bedrag met kort geld (looptijd < 1 jaar) mogen financieren. De norm is in de wet gesteld op 8,5% van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar. Voor Maassluis bedraagt de limiet in 2017 € 7,5 mln.
Er wordt getracht de kasgeldlimiet optimaal te benutten vanuit de gedachte dat rente van kortlopend geld (bijvoorbeeld daggeld en kasgeld) vrijwel altijd lager is dan van langlopende leningen.
Voor 2010 prognosticeren wij de volgende ruimte onder de kasgeldlimiet:
Bedragen x € 1.000 | eerste kwartaal | tweede kwartaal | derde kwartaal | vierde kwartaal |
Omvang begroting per 1 januari 2017 | 90.160 | 89.280 | 89.223 | 89.100 |
1 Toegestane kasgeldlimiet | ||||
In procenten van de grondslag | 8,5 | 8,5 | 8,5 | 8,5 |
In bedragen | 7.664 | 7.589 | 7.584 | 7.573 |
2 Omvang vlottende schuld | ||||
Opgenomen gelden < 1 jaar | ||||
Schuld in rekening-courant (contract BNG) | 7.500 | 7.500 | 7.500 | 7.500 |
Gestorte gelden door derden < 1jaar | ||||
Overige geldleningen (geen vaste schuld) | ||||
Totaal | 7.500 | 7.500 | 7.500 | 7.500 |
3 Vlottende middelen | ||||
Contante gelden in kas | 15 | 15 | 15 | 15 |
Tegoeden in rekening-courant | ||||
Overige uitstaande gelden < 1 jaar | ||||
Totaal | 15 | 15 | 15 | 15 |
Toets kasgeldlimiet | ||||
Toegestane kasgeldlimiet (1) | 7.664 | 7.589 | 7.584 | 7.573 |
4 Totaal netto vlottende schuld (2-3) | 7.485 | 7.485 | 7.485 | 7.485 |
Ruimte (+)/Overschrijding (-); (1-4) | 179 | 104 | 99 | 88 |
Rente en rentevisie
Rentevisie
Onze rentevisie is gebaseerd op de meest actuele ontwikkelingen op geld- en kapitaalmarkt. Wij maken daarbij onder andere gebruik van de renteprognose en berichtgeving van de Bank Nederlandse Gemeenten. De afgelopen twee jaar heeft zich gekenmerkt zich door een kapitaalmarkt met voortdurend aanhoudende lage quotes. De matige mondiale economische ontwikkelingen, gekoppeld aan onzekere tijden binnen de Eurozone hebben ertoe geleid dat de rente een historisch laag niveau heeft bereikt en al lange tijd aanhoudt. Nu de economie mondiaal wat aantrekt, kan dit betekenen dat de rente op de kapitaalmarkt weer voorzichtig zal stijgen. Wij houden rekening met een externe financiering bij langlopende leningen van 2% en de kapitaalmarkt (afhankelijk van de gewenste looptijd van een lening) beweegt zich daar nu nog onder. Een lichte groei van de kapitaalmarktrente kan bij het aantrekken van nieuwe leningen daardoor worden opgevangen binnen het geraamde rentebudget. Een stijging van de lange rente heeft geen effect op de bestaande contracten, omdat de rente hier contractueel is vastgelegd en niet zullen wijzigen.
Voor de korte rente wordt een lager percentage gehanteerd. Indien de korte rente stijgt of daalt, heeft dit onmiddellijk effect op het renteresultaat.
Kengetallen
(bedragen x € 1,- mln.) | Bron | Realisatie | Streefwaarden | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Indicatoren | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
Rente risiconorm | Wet fido | 18,7 | 18,3 | 18,0 | 17,9 | 17,8 | 17,8 |
Kasgeldlimiet | Wet fido | 7,9 | 7,8 | 7,7 | 7,6 | 7,6 | 7,6 |
Schatkist bankieren drempel | Wet fido | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 |
Kredietwaardigheid financiële instellingen uitgezette middelen | Finan-cierings-statuut | Geen gelden uitgezet | Triple A | Triple A | Triple A | Triple A | Triple A |
Omslagrente (interne financiering)
Vanaf 2017 is er een andere wijze van berekening van de hoogte van de omslagrente en de presentatie van het renteresultaat. Nieuw in de berekening is dat alle externe rentebaten van de gemeente meetellen voor de hoogte van de renteomslag. Deze externe rentebaten zijn reeds in de begroting op de verschillende programma’s verwerkt en leiden niet tot een resultaat. De toegerekende rente over het eigen- en vreemd vermogen is verwerkt in de begroting.
Kortlopende interne financiering (korter dan 1 jaar)
Alle bankrekeningen van de gemeente worden centraal beheerd. De Treasury voorziet in de financieringsbehoefte van de gemeente, die ontstaat uit het saldo op de bankrekeningen van de lopende uitgaven en inkomsten (exploitatie en investeringen).
Langlopende interne financiering (langer dan 1 jaar)
Voor de interne toerekening van de rentekosten over investeringen hanteert de gemeente het omslagsysteem. Dit houdt in dat over (bijna) alle investeringen een gemiddelde rente wordt gerekend, de zogeheten omslagrente. Deze omslagrente wordt aan het begin van elk jaar vastgesteld. Voor het begrotingsjaar 2017 is de omslagrente bepaald op 2,0%. De portefeuillerente van de opgenomen langlopende leningen komt uit per 31 december 2017 op 2,2 %.
Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de berekening van de omslagrente en het renteresultaat.
Rentecomponent | (bedragen x € 1.000) | ||
---|---|---|---|
a | de externe rentelasten over de korte en langlopende financiering | 1.375 | |
b | de externe rentebaten | ||
saldo rentelasten en rentebaten | 1.375 | ||
c1 | rente doorberekening Grondexploitaties | -304 | |
c2 | rente projectfinanciering | 51 | |
c3 | rentebaat verstrekte leningen (=projectfinanciering) | -51 | |
aan taakvelden toe te rekenen externe rente | -304 | ||
d1 | rente eigen eigen vermogen | 584 | |
d2 | rente voorzieningen | 151 | |
totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 1.806 | ||
e | de aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag 2%) | -2.251 | |
f | Renteresultaat op het taakveld Treasury | -445 | |
Berekening omslagrente | |||
vaste activa | 117.246 | ||
grondexploitaties | -15.197 | ||
projectfinanciering | -1.473 | ||
saldo | 100.576 | ||
Omslagrente: (aan taakvelden toe te rekenen / saldo activa taakvelden) | 2,00% |
Vaste activa versus eigen en vreemd vermogen
De boekwaarde van de vaste activa per 1 januari 2017 wordt geraamd op (maximaal) ruim € 117,- mln. In de financiering daarvan wordt voorzien door middel van vreemd vermogen (ca. € 60,- mln.), eigen vermogen (ca. € 30,- mln.) en de voorzieningen (ca. € 8,- mln.).
Het vreemd vermogen bestaat voor ca. € 60,- mln. uit reeds aangegegane vaste geldleningen en voor € 10,- mln. aan nog aan te trekken vaste geldleningen (= financieringsbehoefte).
Omdat de praktijk leert dat er een bepaalde mate van onderuitputting op de geraamde investeringen ontstaat, zal de boekwaarde van de vaste activa lager zijn dan € 117,- mln. waardoor de behoefte aan nieuwe vaste geldleningen op een later tijdstip optreedt. Voor de berekening van de omslagrente gaan wij uit van de maximale boekwaarde, omdat er wel sprake is van een structurele last.
Onze tijdelijke financieringsbehoefte wordt opgevangen met kortlopende financieringmiddelen, binnen de kasgeldlimiet.
Externe rentelasten
Medio 2016 bedroeg de omvang van de leningportefeuille bijna € 60,- mln. Op basis van de geprognosticeerde boekwaarde van de vaste activa (indien per ultimo 2016 alle kredieten volledig zijn benut) bedraagt de financieringsbehoefte per 1 januari 2017 € 10,- mln. Bij een maximale financiering zullen de externe rentelasten afgerond € 1,4 mln. bedragen (2,2%).
Omdat de maximale boekwaarde van de vaste activa nooit wordt gerealiseerd, zal de financieringsbehoefte naar verwachting maximaal € 10,- mln. bedragen. Wanneer een investering later wordt gerealiseerd dan de planning, ontstaat in principe een éénmalig voordeel. Omdat sprake is van een repeterend patroon kan dit jaarlijkse éénmalige voordeel als structureel worden beschouwd. De raming van de kapitaallasten is zodanig opgebouwd dat er een structureel voordeel van ca. € 1 ton ontstaat.
Voor nieuw aan te trekken vaste geldleningen gaan we uit van het omslagpercentage indien de verwachte marktrente lager is dan de omslagrente en van de verwachte marktrente indien deze hoger is dan de omslagrente. Wanneer een nieuwe vaste geldlening is aangetrokken, is dat van invloed op de omslagrente voor het volgende jaar.
Afhankelijk van het type geldlening (fixe, gelijk of annuïtair) en looptijd (> 1 tot < 25 jaar) zal de rente lager of hoger zijn dan de omslagrente. Een verwacht rentevoordeel op een nieuw aan te trekken vaste geldlening, zijnde het verschil tussen gecalculeerde marktrente en omslagrente, wordt in het eerste jaar als éénmalig voordeel meegenomen. Gelet op de huidige marktrente en de reële financieringsbehoefte is het verantwoord om voor 2017 een rentevoordeel van € 1 ton in te boeken in verband met een lagere marktrente voor korte financiering.
Rente grondexploitatie
Met ingang van 1 januari 2016 moet de rentetoerekening aan de grondexploitaties op een specifieke wijze worden berekend. Voor het rentepercentage over het vreemde vermogen geldt het gewogen gemiddelde en over het eigen vermogen mag geen rente worden toegerekend.
Omdat het gewogen gemiddelde rentepercentage over het vreemde vermogen 2,2% bedraagt en de verhouding vreemd vermogen : totaal vermogen 76,4%, bedraagt het toe te rekenen percentage:
2,2% x 0,764 = 1,68%. Dit percentage mag maximaal 0,5% afwijken en wordt in Maassluis afgerond op 2%. Voor 2015 gold een percentage van 3,75%. Dit lagere percentage leidt tot een nadelig resultaat op de exploitatie.
Rente eigen vermogen
Voor de berekening van de omslagrente die aan de taakvelden wordt toegerekend, kan de gemeente ervoor kiezen de rente over het eigen vermogen en de voorzieningen (de bespaarde rente) wel of niet mee te nemen. De commissie BBV adviseert om de bespaarde rente niet mee te nemen. Omdat het advies van de commissie BBV een substantieel nadelig effect heeft, nemen wij de rente over het eigen vermogen en de voorzieningen wel mee.
Dit nadeel kan als volgt worden toegelicht:
De bespaarde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen bedraagt in totaal € 735.488,-. De lasten en baten worden per saldo budgetneutraal geboekt en er ontstaat hierdoor geen geldstroom. Wanneer in het renteschema de bespaarde rente echter niet zou worden meegenomen, daalt de omslagrente van 2% naar 1,06% (€ 1.806.000 - € 735.000 = €1.071.000/100.576.000).
Dit percentage dient dan ook te worden toegepast op de boekwaarde van de investeringen voor kosten-dekkende tarieven (ca. € 34,- mln.). In dat geval wordt er 0,94% minder aan deze investeringen toegerekend. Voor de exploitatie zou dan een nadeel ontstaan van ca. € 3 ton.
Inmiddels heeft de commissie BBV aangegeven dat de bespaarde rente - naar analogie van de toerekening van de kosten van overhead - ook extra comptabel aan de kostendekkende tarieven mag worden toegerekend, om hierboven aangegeven nadeel te compenseren. Wij zullen hiermee in de programmabegroting 2018 rekening mee houden.
Omslagrente
De totaal aan de taakvelden toegerekende rente bedraagt afgerond € 2,25 miljoen. De boekwaarde van de vaste activa dient te worden verminderd met de boekwaarde van de grondexploitaties en de specifiek verstrekte geldleningen. De rentelasten, uitgedrukt in een percentage van de gecorrigeerde boekwaarde bedraagt 1,8% en wordt afgerond op 2%.